Welke genen spelen rol bij ontstaan antisociaal gedrag?

06-10-2017

Individuele genen spelen geen grote rol bij het ontwikkelen van antisociaal gedrag. Het samenspel van alle genen daarentegen kan wel het verschil in antisociaal gedrag verklaren. Dit blijkt uit internationaal onderzoek onder ruim 25.000 deelnemers. Onderzoekers Jorim Tielbeek, Arne Popma, Tinca Polderman en Danielle Posthuma van VUmc en VU zijn hierbij betrokken. Tielbeek: “Dit is belangrijk nieuws omdat tegenwoordig door advocaten ten onrechte wordt geprobeerd om een verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te laten verklaren op basis van één of enkele risico genen.” Het onderzoek wordt vandaag gepubliceerd in JAMA Psychiatrie.

br />Een wereldwijd samenwerkingsverband van onderzoekers keek naar het DNA van ruim 25.000 deelnemers om te achterhalen welke genetische invloeden er bestaan op antisociaal gedrag. In tegenstelling tot eerdere studies, levert dit onderzoek geen bewijs voor betrokkenheid van individuele genen met sterke effecten zoals het ‘strijdersgen’ MAOA bij het ontstaan van antisociaal gedrag. De belangrijkste conclusie van de studie is dat de effecten van individuele genen minuscuul zijn, maar dat het gezamenlijke effect van alle genen wel een deel van de variatie in antisociaal gedrag kan verklaren. In de studie werd alleen gekeken naar genetische varianten die redelijk vaak voorkomen in individuen van Europese afkomst (vaker dan 1%).

De studie concludeert ook dat dezelfde genen die antisociaal gedrag beïnvloeden negatief samenhangen met iemands hoogst genoten opleiding. De verwachting is dat meer statistische rekenkracht door een verhoging van het aantal deelnemers er toe zal leiden dat de genetische varianten met kleine effecten wel gevonden kunnen worden. De onderzoekers benadrukken dat de genetische invloeden slechts een deel van de groepsverschillen in antisociaal gedrag kunnen verklaren. Omgevingsinvloeden zoals traumatische ervaringen in de jeugd zijn minstens zo zwaarwegend. Tielbeek: “Toekomstig onderzoek zal zich juist moeten richten op de wisselwerking tussen biologische kenmerken, psychologische factoren en de omgeving. Daar liggen de beste kansen om het ontstaan van antisociaal gedrag beter te begrijpen, bestrijden en uiteindelijk te voorkomen.”