Miljoenenprogramma VIPP uit de startblokken: meer regie voor patiënt

06-02-2017

Een groot deel van alle Nederlandse algemene ziekenhuizen zal in 2017 starten met projecten die ervoor moeten zorgen dat hun patiënten uiterlijk over anderhalf jaar zaken als specialistenbrieven, laboratoriumuitslagen, ontslagbrieven en andere gegevens minimaal als PDF-document kunnen downloaden naar hun eigen computer of app. Een belangrijke reden voor deze versnelling: een groot subsidieprogramma (105 miljoen euro) dat het ministerie van VWS via de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) laat uitvoeren. “Bij dit soort bedragen is er opeens heel veel interesse voor informatie-bijeenkomsten van de NVZ”, zegt een innovatiemanager van een middelgroot ziekenhuis.

 

Per ziekenhuis gaat het om forse bedragen. Ze kunnen – afhankelijk van het ambitieniveau dat ze kiezen – in de komende drie jaar bijdrages tot in totaal bijna een miljoen euro per ziekenhuis tegemoetzien. Daarvoor zullen ze dan meer moeten doen dan het bouwen van een ‘download-knop’ op hun site. Het kunnen downloaden van medische gegevens maakt deel uit van de zogeheten module A1, en is een startpunt voor ziekenhuizen die nu nog geen of beperkte digitale inzage bieden.

Meer functies: meer subsidie
Om een grotere subsidie te kunnen claimen moeten ziekenhuizen meer functies bieden, zoals een patiëntenportaal waarmee patiënten hun zorgdossier digitaal kunnen koppelen met eigen toepassingen of apps, of bijvoorbeeld eigen meetwaarden kunnen toevoegen aan hun ziekenhuisdossier. Ziekenhuizen kunnen ook kiezen voor modules die meer zijn gericht op een betere digitale communicatie over voorgeschreven medicatie.

Met dit zogeheten Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional (VIPP) wil het ministerie ervoor zorgen dat ziekenhuizen vóór 2020 op een gestandaardiseerde en veilige manier informatie digitaal kunnen uitwisselen met de patiënt. Tegen die tijd is het voor zorgaanbieders overigens ook wettelijk verplicht om burgers digitaal inzage te geven in hun dossier. Dat is een gevolg van een wet die eind 2016 door de Eerste Kamer is aangenomen.

Kwart van ziekenhuizen is al bezig
Er zijn nu al ziekenhuizen die dossiers digitaal openstellen voor hun patiënten. De academische ziekenhuizen (die overigens van deze subsidieregeling zijn uitgesloten) lopen hierin voorop. Daarnaast zijn er ook zo’n 20 algemene ziekenhuizen die een vorm van een patiëntenportaal bieden (vaak nog zonder ‘download-knop’).

Mijn UMC Utrecht
Academische ziekenhuizen lopen voorop: bijvoorbeeld Mijn UMC. Die ziekenhuizen doen dat echter allemaal op een eigen manier. Ze gebruiken niet dezelfde standaarden en technische koppelingen. Maar volgens VWS is het belangrijk dat alle ziekenhuizen dezelfde informatie ontsluiten en daarbij dezelfde standaarden gebruiken. Daarmee sla je twee vliegen in één klap. Op de eerste plaats kunnen zorgaanbieders gegevens gemakkelijker delen met patiënten en andere zorgaanbieders. Tegelijk zorgt zo’n standaardisatie er voor dat patiënten hun medische gegevens kunnen gebruiken in zogeheten persoonlijke gezondheidsomgevingen: apps en toepassingen die onafhankelijk werken van de digitale dossiers van huisartsen en ziekenhuizen.

Standaarden: deels ‘under construction’
In het samenwerkingsverband MedMij werken partijen in de zorg samen om standaarden en afspraken te ontwikkelen waaraan zorginstellingen zich moeten houden, om digitale gegevens in een voor patiënten bruikbare vorm aan te bieden. Deze standaarden, die trouwens nog volop in ontwikkeling zijn, vormen een belangrijk deel van het VIPP-programma. MedMij word achttien keer genoemd in de aankondiging van de subsidieregeling die eind vorig jaar in de Staatscourant werd gepubliceerd.

MedMij
Voor de meeste ziekenhuizen is het kunnen voldoen aan de MedMij eisen (Module A3 van het programma) nu nog een brug te ver. Zij zullen eerst gaan beginnen met de basis voorziening van de eerste modules. Dat komt op zich nog niet zo slecht uit, omdat een groot deel van de MedMij standaarden pas in de loop van 2017 wordt opgeleverd. Daarmee ontstaat overigens wél de curieuze situatie dat ziekenhuizen voor 1 april moeten aangeven dat ze gaan voldoen aan eisen die mogelijk nog niet helemaal uitgewerkt zijn. Voor die datum moeten namelijk de definitieve inschrijvingen voor de regeling binnen zijn bij de NVZ. Tot die tijd is het niet duidelijk hoeveel ziekenhuizen kiezen voor de instapmodules, en welke ziekenhuizen inzetten op de meer ambitieuze dienstverlening, zoals de koppeling met eigen apps van patiënten volgens de MedMij standaarden.

Nulmeting: resultaten nog niet openbaar
Vorig jaar heeft de NVZ een nulmeting uitgevoerd bij alle algemene ziekenhuizen om te bekijken hoe ver ze al waren met hun digitale dienstverlening. Volgens Corine Bakker van de NVZ worden de resultaten van die nulmeting nu nog verwerkt. Deze meting zou een goed inzicht moeten geven in het digitale aanbod voor patiënten bij vrijwel alle Nederlandse ziekenhuizen, omdat zij op een enkele uitzondering na zullen meedoen met de subsidieregeling.

Totdat de resultaten van die nulmeting bekend worden gemaakt, is een recent onderzoek van Nictiz een goede indicatie voor het digitale aanbod dat ziekenhuizen hun patiënten bieden. Pakweg een kwart van de Nederlandse ziekenhuizen biedt zijn patiënten via een portaal toegang tot online diensten, bleek uit dat onderzoek.

Veel systemen, maar geen standaard
De academische en topklinische ziekenhuizen zetten de toon bij deze ontwikkeling, want van de tweeëntwintig ziekenhuizen met portalen nemen zij er veertien voor hun rekening. Kleinere algemene ziekenhuizen blijven achter met het aanbieden van online diensten, vooral in de uithoeken van het land is het aanbod nagenoeg nul. Zo had geen enkel ziekenhuis in Groningen, Zeeland en Limburg destijds een portaal.

“Subsidie help ons om te versnellen”
Het Ommelander Ziekenhuis Groningen is zo’n ziekenhuis dat nog in de startblokken staat om met digitale communicatie naar patiënten aan de slag te gaan. Volgens Zonja de Klein, Projectleider invoering Patiëntenportaal, is het VIPP-programma een welkome opsteker. “Wij zijn al geruime tijd bezig met nadenken over een patiëntenportaal. We hebben een duidelijke visie op de communicatie richting onze patiënten. Een goede digitale ontsluiting en uitwisseling van gegevens met de patiënten is daar een belangrijk onderdeel van. We zijn ook al bezig om onze zorgverleners te enthousiasmeren en onze systemen in te richten. Met dit subsidieprogramma komen we financieel ruimer te zitten en kunnen we ook versnellen.”

Noodzaak digitale communicatie neemt toe
De noodzaak van innovatieve communicatie met patiënten zal in de komende jaren toenemen, denkt De Klein. Het Ommelander Ziekenhuis Groningen is uit een fusie ontstaan en heeft nu nog twee vestigingen, in Delfzijl en Winschoten. Die zullen verhuizen wanneer het nieuwe ziekenhuis in Scheemda gereed is. “Voor veel patiënten betekent dit dat het ziekenhuis verder weg komt te liggen. Digitale communicatie, zoals portalen en digitale consulten, kunnen fysieke bezoeken voor een deel overnemen.”

Ommelander Ziekenhuis Groningen, locatie Winschoten
Sommige aanbieders van ziekenhuis informatie systemen (ZIS), zoals Chipsoft en Epic, bieden hun klanten ook software voor de communicatie met patiënten. Het Ommelander Ziekenhuis zal de digitale toepassingen voor zijn patiëntenportaal echter laten ontwikkelen door een andere partij dan de leverancier van het interne patiëntendossier. “Onze leverancier Nexus ontwikkelt zelf geen patiëntenportaal. Daar staat tegenover dat ze volledig meewerken aan de totstandkoming van noodzakelijke koppelingen om met het patiëntdossier te kunnen communiceren. Daarmee hebben we wel geluk, want ik hoor op de bijeenkomsten regelmatig verhalen van collega-ziekenhuizen die veel afhankelijker zijn van hun softwareleverancier.”

Afhankelijkheid van softwareleverancier is groot
De afhankelijkheid die ziekenhuizen hebben van hun softwareleveranciers om het VIPP-programma uit te voeren is ook op het ministerie van VWS niet onopgemerkt gebleven (to say the least). Volgens het marktonderzoek dat Zorgvisie jaarlijks publiceert zijn er eigenlijk nog maar twee spelers van belang over: Chipsoft en Epic. Ziekenhuizen die een keus hebben gemaakt zitten voor jaren vast aan hun leverancier, en daarmee ook aan diens ontwikkelprioriteiten en -capaciteit.

De gedachte achter het VIPP-programma is dat ziekenhuizen (en hun softwareleveranciers) patiëntgegevens volgens standaarden, kosteloos en volledig digitaal moeten aanbieden. Je kunt daarbij dus denken aan de verplichting voor leveranciers om een connector voor derde partijen in te bouwen in hun software. Daarmee zouden patiënten veel meer kunnen doen met eigen medische gegevens, vooral in combinatie met apps en diensten van een nieuwe lichting vaak kleinere ICT-aanbieders, zo hoor je in kringen van startups en andere softwareleveranciers.

Programma-eisen laten ruimte voor interpretatie
Maar wie de VIPP-eisen en het bijbehorende toetsingshandboek doorleest, komt tot de conclusie dat zo’n connector niet altijd verplicht is om aan de subsidie-eisen te kunnen voldoen. Immers: de softwareleverancier waarmee het ziekenhuis nu samenwerkt voor zijn interne dossiersysteem kan ook de ‘download-knop’ als extra optie aanbieden. Daarmee heeft de patiënt weliswaar toegang tot zijn of haar eigen data, maar wel via het patiëntenportaal of de app van Chipsoft of Epic. Het spreekt voor zich dat dit voor de leveranciers commercieel een interessantere optie is dan het openstellen van het systeem voor andere softwaremakers. Om hierover echt een potje te kunnen breken, zullen de ziekenhuizen vooral moeten samenwerken in het overleg met hun leveranciers.

Dat regelmatige onderlinge overleg is volgens de NVZ en Zonja de Klein in ieder geval nu al een nuttig gevolg van het VIPP-programma. Ziekenhuizen treffen elkaar regelmatiger, kunnen leren van elkaars best practices en ervaringen met leveranciers uitwisselen.