Rapport Scherpbier 2.0: doorpakken met kwaliteit

Geschreven door:
Webredactie Medisch Contact

31-12-2015

Het rapport ‘Stimulans voor interne kwaliteitsverbetering van de geneeskundige vervolgopleidingen’, zoals Scherpbier 2.0 voluit heet, is een actualisatie van...

align="">Het rapport ‘Stimulans voor interne kwaliteitsverbetering van de geneeskundige vervolgopleidingen’, zoals Scherpbier 2.0 voluit heet, is een actualisatie van een rapport uit 2008. Daarin werden de eisen voor de interne kwaliteitszorg voor medische opleidingen voor het eerst vastgelegd. Scherpbier 2.0 is minder bureaucratisch dan zijn voorganger, en de schema’s zijn minder complex. ‘We wilden teruggaan naar de focus op wat belangrijk is. Kwaliteitszorg staat vooraan’, zegt commissievoorzitter Albert Scherpbier in een toelichting. ‘Alle actoren hebben een rol. Opleidingen zullen nog altijd moeten toetsen, maar hóe ze dat doen is minder in detail vastgelegd.’ Wat is er veranderd? Niet heel veel, volgens Scherpbier. DE PDCA-cyclus, waarbij alle stappen in het kwaliteitsproces goed worden doorlopen, staat nog steeds centraal. Er zijn accentverschuivingen aangebracht. Volgens de opstellers is het rapport meer compact en toegankelijker. Hiermee is het geheel bruikbaarder voor iedereen die ermee te maken heeft: van de opleiders tot de aiossen.

Scherpbier 2.0 is kort voor de Kerst aangeboden aan de Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS) en het College Geneeskundige Specialisten (CGS). Het maakt deel uit van het zesjarige KNMG-project Medische Vervolgopleidingen (MMV), dat overigens per 31 december ophoudt.

In het rapport wordt een algemene visie gegeven voor alle geneeskundige vervolgopleidingen, dat wil zeggen de clusters huisartsgeneeskunde, ouderengeneeskunde en AVG, de medisch-specialistische vervolgopleidingen en de sociaal-geneeskundige specialismen. Daarnaast is een beschrijving van kwaliteit gemaakt voor alleen het medisch-specialistische cluster. De andere twee clusters hadden eerder al een uitwerking gemaakt.

De opstellers gaan ditmaal meer uit van ‘de eigen verantwoordelijkheid van de professionals’ ten aanzien van de zorg voor de interne kwaliteit van de opleiding. Een voorbeeld van die eigen verantwoordelijkheid kan zijn dat de opleiders zelf bepalen hoe ze vormgeven aan de monitoring van aiossen binnen hun regio. Ook is de rol van de raden van bestuur nadrukkelijker en uitgebreider beschreven. ‘Zij zijn immers medeverantwoordelijk voor de opleidingen’, zegt Scherpbier.

Daarnaast ligt de nadruk in het nieuwe rapport meer op het ‘verbeterplan’. Als deelnemers bijvoorbeeld tijdens evaluaties suggesties doen voor het verbeteren van de kwaliteit van een opleiding, dan moet daaraan ook gehoor worden gegeven.  Het ‘doorpakken’ mag niet vrijblijvend zijn. Daarbij is het ‘cyclische karakter’ van belang. Of, zoals Scherpbier zegt in de bijbehorende brochure: ‘Kwaliteitszorg moet een “een way of life” worden.’

Wat betreft de verminderde ‘bureaucratie’, verwacht Scherpbier niet dat de hoeveelheid tijd voor opleiders zal afnemen. ‘De werkbelasting is niet minder, maar anders. Omdat je zélf meer invult en betrokken bent, zal het ook betekenisvoller kunnen zijn. Het levert jou en jouw opleiding profijt op, omdat je de invulling meer kunt aanpassen aan de cultuur van het huis waaraan je verbonden bent. ’

Marieke van Twillert

Lees ook:

27-05-2015   Gezamenlijke intervisie verbetert functioneren
27-08-2013   Kwaliteit opleiding? Zaak van opleider en bestuur
09-03-2011   Een cursus feedback geven
05-01-2011   Competentieprofiel kan veel compacter

Geschreven door:
Webredactie Medisch Contact